naar Gerry's homepage

Terug naar index <=> Verder naar volgende

Paul Meulenbroek: op zoek naar balans

Wanneer zijn schoonmoeder zegt dat hij er slecht uitziet, weet Paul dat hij in vorm is. 'Ze maakt zich zorgen als ik er afgetraind uitzie, want dat kan niet goed zijn.' Ook zijn moeder heeft er aan moeten wennen dat haar zoon een loper was. 'Mijn broers houden allemaal van lekker eten en een biertje op zijn tijd. En hebben dus een wat andere lichaamsbouw.'

Er is een tijd dat Paul het voorbeeld van zijn broers lijkt te volgen. 'In mijn diensttijd had ik een heel andere levensstijl. Mijn ontbijt bestond uit een broodje frikandel met dik mayonaise, en om toch iets gezonds binnen te krijgen dronk ik er een glas jus d'orange bij.' Hij lacht een beetje verontschuldigend, alsof hij het zich zelf nauwelijks meer kan voorstellen. 'Ach, iedereen deed dat, en dan doe je mee. Je moet begrijpen, we verveelden ons kapot. Na het eindappèl om half vijf dronken we een biertje, dan gingen we eten en na het eten deden we tot een uur of negen, half tien een dutje op bed. Daarna dronken we aan de bar weer een paar biertjes en tegen middernacht gingen we meestal Assen nog even in.' Geen wonder dat Paul in die tijd wat kilo's meer met zich meetorst dan tegenwoordig.

Voordat Paul in dienst gaat, doet hij aan voetbal. Na zijn diensttijd pakt hij dat weer op. In 1988 maakt hij via het voetbal kennis met het hardlopen. Paul: 'De voetbalclub had een nieuw clubhuis nodig en dus werd er een sponsoractie op touw gezet. We gingen lopend van Parijs naar Deurningen in ploegen van zo'n vijftien lopers die ieder 10 kilometer moesten lopen.' Het wordt een groot spektakel, waarbij de diverse ploegen in bussen worden af- en aangevoerd. De actie wordt een groot succes, met een indrukwekkende gezamenlijke finish in het dorp. Het levert de club een nieuw clubhuis op en Paul heeft er een nieuwe hobby bij. Er is van te voren twee keer per week getraind, ondermeer onder leiding van Marti ten Kate en Paul komt erachter dat het lopen hem wel ligt. 'Hoe verder hoe mooier, vond ik. En dus werd mijn eerste wedstrijd meteen maar een halve marathon.'

Hij loopt zijn eerste Halve van Laac in 1:34:30, wat een keurige tijd is voor iemand die naast het voetballen maar één looptraining in de week doet. Het smaakt voor Paul naar meer en het lopen zal zijn leven drastisch veranderen. Hij stopt met roken, met drinken, en gaat van één keer in de week naar vier tot vijf keer trainen. 'Mijn familie en vrienden moesten er nogal aan wennen, want ik werd een heel andere man,' vertelt hij, en zijn vrouw Margreth knikt instemmend. 'Mijn moeder vond het maar niks, en mijn schoonmoeder ook niet. Ze dachten dat er niets van mij overbleef. Al dat lopen moest wel erg ongezond zijn.'

Paul wil sneller worden en wordt lid van Laac. 'Ik ben maar gewoon op een avond naar de baan gestapt. Ik was er al een kwartier van te voren, er was nog niemand natuurlijk. Maar ik ben mee gaan trainen en er zo vanzelf ingerold. In die tijd was ik zowat de enige loper uit Deurningen, er liepen hier niet zoveel. Er deden sowieso veel minder mensen aan hardlopen, maar degenen die liepen, liepen ook wel meteen erg hard!'

Het is de tijd van de legendarische expeditietrainingen van Hans Damveld op zaterdagmiddag. 'We trainden verschrikkelijk hard in die tijd. Een training was voor mij bijna een wedstrijd, ik wist van te voren nooit of ik de anderen wel bij zou kunnen houden.' Er werd ook veel gedold in de groep. Lachend vertelt Paul: 'We liepen natuurlijk ook over de Austiberg, waar bovenop een boer scheen te wonen met een hond. En als er iemand niet van honden houdt, ben ik het. Wanneer we met de groep naar boven renden wilde ik beslist de laatste niet zijn, want die kreeg de hond achter zich aan… Helemaal kapot kwam je dan boven, maar de hond heb ik nooit gezien. En de anderen maar lachen!' Het is niet meer dan logisch dat Paul in 1991 zijn eerste marathon gaat lopen. In Enschede, een thuiswedstrijd. Hij gaat weg voor een tijd onder de drie uur, maar het wordt 3:12. Daar is hij niet tevreden mee, en dus loopt hij een paar maanden later in Amsterdam meteen maar zijn tweede. Helaas, Paul blijkt niet over bovenmenselijke gaven te beschikken en de klok stopt pas op 3:23. Hij kan er nu om lachen. 'Verstand op nul en lopen maar, ik wist toen nog niet beter.'

Bij een marathontraining wordt er nog fanatieker getraind dan anders. 'Ik deed wel series van 20 keer een kilometer, en dan gingen die kilometers allemaal binnen de vier minuten.' Inmiddels ziet hij in dat hij voor zijn doen veel te hard trainde in die tijd. 'Ik was soms bij de start van een marathon nog moe van alle trainingen. En dan weet je dat een goede tijd er niet inzit.' Weggaan op een 2:50 schema terwijl je nog nooit onder de 3 uur hebt gelopen, bleek ook niet een goede manier. Paul: 'Dan kom je er bij de 30 kilometer achter dat het gebeurd is. En dan is het nog een heel eind…' Maar het was nou eenmaal de mentaliteit die toen heerste. 'Bij elke wedstrijd ging je er vol in. Je moest en zou een pr lopen, en als dat niet lukte dan was de wedstrijd mislukt.'

De meeste marathons loopt Paul in Rotterdam. 'Dat kwam door mijn werk. Ik zat in de ploeg van KPN en had daardoor goed onderdak en prima verzorging. En ik loop graag in een grote marathon, ik loop niet graag alleen.' Na een aantal mooie marathons, waarbij de grens van drie uur een paar keer wordt genomen, begint het harde trainen hem op te breken. In 1998 wordt hij twee weken voor Rotterdam ziek en kan hij de marathon vergeten. 'Ik baalde daar enorm van, ik had goed getraind en dan gooit zo'n stom griepje roet in het eten.' Een jaar later ging het weer mis in Rotterdam. 'Ik had weer hard getraind, was goed in vorm, maar kreeg bij twintig kilometer al maagklachten en ik moest er bij de dertig kilometer uit. Achteraf eenvoudig te verklaren, ik had van te voren een flesje AA-drink genomen en dat viel, in combinatie met de spanning, helemaal verkeerd.'

Paul heeft er even helemaal genoeg van. 'Je traint je kapot, zet er veel voor aan de kant en dan laat zo'n klein rotflesje alles in het honderd lopen. Ik had het toen echt gehad met de marathon.'

Maar binnenzitten is niets voor Paul en hij gaat fietsen, of beter gezegd, mountainbiken. Het wordt een nieuwe hobby waar hij veel van zijn energie in kwijt kan. Het enige nadeel vormen de stapels wasgoed die het oplevert. Margreth vertelt lachend dat ze zijn kleren wel eens op de stoep uitspreidde om ze eerst met de tuinslang af te spoelen. Het gezin Meulenbroek is sowieso een sportief gezin. Zijn vrouw en dochters spelen handbal op niveau. Zijn oudste dochter loopt heel soms een stukje met haar vader op. 'Ze kan het wel, ze liep in De Lutte laatst nog 23 minuten op de 5 kilometer, maar de handbal gaat voor.'

In 2001 krijgt Paul een griepje dat maar niet over wil gaan. Het blijkt dat hij dringend rustiger aan moet doen, een reorganisatie op zijn werk in combinatie met al het harde trainen eist zijn tol. In 2002 maakt hij een nieuw begin, en ook de marathon komt weer in beeld. Op 04-04-04 loopt Paul in Rotterdam eindelijk weer een goede marathon ruim onder de drie uur. Hij wordt met 2:57:30 zelfs tweede TPG-er, iets waar hij enorm blij mee is. Hij is weer helemaal terug, en dat voelt goed.

Minstens zo belangrijk is dat Paul zijn trainerskwaliteiten ontdekt. Hij start in Deurningen een beginnersgroepje en het slaat meteen aan. 'Ik vond het zo leuk om te doen dat ik datzelfde jaar in november ben begonnen met de opleiding voor Trainer Loopgroepen.' Nadat hij is geslaagd wordt hij bij Laac vaste trainer op de dinsdagavond. Enthousiast vertelt hij: 'Voor mij is het een volgende uitdaging om anderen te leren hardlopen en om ze beter te laten presteren. Rustige duurlopen moeten ook echt rustig zijn, en er moet op tijd worden afgebouwd worden voor een marathon.'

Bij Laac begeleidt hij ook lopers bij hun voorbereiding op een voorjaars- of een najaarsmarathon. 'Ik vind het fantastisch om mensen te adviseren bij hun voorbereiding. Alles staat en valt met een goed schema, al onderschatten de lopers dat wel eens. Ik vind het zoeken naar een juiste balans tussen rust en inspanning juist ontzettend boeiend.'

Begin oktober gaat Paul met vijf Laac-ers naar Keulen voor een stadmarathon. Hij gaat er niet voor een pr, maar zal collega-lopers begeleiden. 'Ik weet nu mijn eindtijd al, dat wordt rond de drie uur en drie kwartier.' Hij doet het met plezier, ook al heeft hij nog nooit zo lang over een marathon gedaan. En met een knipoog naar zijn eigen vroegere marathons voegt hij eraan toe: 'In de marathon staat het geduld nou eenmaal voorop, en dat kan niet iedereen opbrengen.'


This page is linked to the home page of Gerry Visser