naar Gerry's homepage |
Het is koud buiten wanneer ik naar Goor rijd om met Nico te praten over zijn loophobby. Ik vind hem tussen de spijkerbroeken en truien van de First Denim Store. Het is er lekker warm en ik word gastvrij ontvangen. “Wil je koffie, thee?” Als de koffie klaar is, pakt hij een kruk en komt bij me zitten. “Zeg het maar, wat wil je weten?”
Ruim veertig jaar geleden werd Nico geboren in Enschede. Zijn sportleven begon bij de voetbalclub Prinses Wilhelmina, afgekort PW. “Oftewel de Pissende Walvissen!” lacht Nico. Hij zou het er tot het tweede elftal schoppen. Maar er was meer dan alleen voetbal voor de jonge Nico. Hij begint met tennissen en ontdekt de surfplank. Het was de tijd van Stephan van den Berg en Dorien de Vries, beiden succesvol op de Olympische Spelen. Met Dorien heeft hij veel getraind op het Rutbeek. “En koud dat het dan kon zijn! Maar wij gingen door natuurlijk. Haar vader stond aan de kant te wachten met warme Chocomel, daar werden we uiteindelijk wel weer warm van.”
Nico moest het niet zozeer van zijn talent hebben maar vooral van zijn doorzettingsvermogen, iets wat hem later bij het lopen goed van pas zou komen. “Samen met een vriend heb ik veel wedstrijden gesurft. Van Stavoren naar Lemmer, zelfs een keer een 24-uurs race. Geweldig was dat. Lagen we tweede, viel mijn maat van pure vermoeidheid van de plank af. Werden we vierde. Wat baalden we daar van!”
Hardlopen was iets wat hij erbij deed, elke zaterdag een duurloopje. Hij had een oom die marathons liep en die hem stimuleerde om eens mee te doen aan een loopwedstrijd. Samen met zijn oom ging hij op zijn dertiende naar Apeldoorn om de Minimarathon te lopen. “Geweldig was dat, ik mocht met de grote mannen mee. Het was die dag nogal koud. Mijn ouders vonden het eigenlijk maar niets en hoorden op de radio dat diverse lopers zwaar onder-koeld van het parcours werden gehaald. Zij hadden het zwaarder dan ik!” Nico zou de eindstreep zonder al te veel problemen halen, al had hij geen idee hoe ver het precies was. “Ik zag in de verte een boog en ik begon te sprinten, ik dacht dat ik er al was. Bleek ik nog vijf kilometer te moeten lopen.”
Toen hij rond zijn twintigste stopte met voetballen, werd het lopen steeds belangrijker. Maar het was en is zeker niet zijn enige sport. Het surfen werd zeilen, het voetballen lopen en tennis bleef tennis. Nog steeds speelt hij competitie. “Ik heb altijd gezegd dat ik een huis wilde met uitzicht op een tennisbaan. Nou, dat is gelukt. Ik kan precies zien wanneer er een baan vrij is, ideaal!'
Hij begon met lopen bij AC Tion, later ging hij bij Recreatie Sport Twente (RST) trainen. RST werd zo'n twintig jaar geleden opgericht en is vooral gericht op recreatief lopen. Nico: “Hele gezinnen doen er mee. Met ouders en kinderen lekker de natuur in, iets leukers is er niet.'
Hij liep in die tijd vooral halve marathons en haalde daar veel voldoening uit. Maar opeens was het uit met de pret, hij bleek een hernia te hebben. Er volgde tot twee keer toe een operatie en een revalidatieperiode. Een zware tijd. “Ik heb twee keer helemaal opnieuw moeten leren lopen.” Het leverde hem wel de motivatie op om ooit een hele marathon te gaan lopen. “Toen ik in het Roessingh op de loopband liep, heb ik met mijzelf een afspraak gemaakt. Als ik ooit weer zou kunnen hardlopen, ging ik trainen voor de marathon.' En zo geschiedde.
Hij werd lid van Laac Twente en trainde in de groep van Hans Damveld voor de Twente Marathon van 1993. Hij liep veel met Marian Damveld en stond goed getraind en gemotiveerd aan de start. De training betaalde zich terug, hij liep zijn debuutmarathon binnen de 3 uur 25. Een t-shirt herinnert hem aan zijn eindtijd: “Een klant had mij een verrassing beloofd wanneer ik binnen de 3.30 zou finishen. Toen dat was gelukt kwam hij met dit t-shirt op de proppen.” Op het t-shirt staat: ‘Ik ben Nico Hagen (een Tukker) en ik loop de marathon in 3.24.37’. “Goed hè?” Hij is er zuinig op, het is een mooi aandenken.
Zijn tweede marathon liep hij een paar jaar later. Weer trainde hij met Hans Damveld. Hij herinnert zich een duurloop met Hans en Wim Hoppenreis voorop. “Die jongens gingen maar door. Op een keer vonden ze dat we best ergens rechtdoor konden terwijl de rest van de groep dat niet zag zitten.” Hardop lachend: “Even laten stonden ze met z'n tweeën tot hun middel in het water!”
Hij stond goed getraind aan de start, maar door de hoge luchtvochtigheid zou hij die dag geen pr lopen. Hij liep tot nu toe in totaal vier marathons, waarvan de laatste eind vorig jaar op Terschelling. “Dat was wel de leukste denk ik.”
Zijn trainerscarriere begon toen hij het diploma ‘Assistent Trainer Loopgroepen' behaalde. Al snel wilde hij meer en ging hij de trainersopleiding volgen. Hij slaagde en werd trainer bij RST, later ook bij Laac. En bij Rigtersbleek, een voetbalclub. Looptraining bij een voetbalclub? “Ja, dat doe ik met veel plezier en het heeft zeker resultaat. Iedere week krijgt het D1 en C1 elftal een half uurtje looptraining. Hun houding is inmiddels enorm verbeterd, ze zijn er razend enthousiast over.” Zo enthousiast zelfs dat hij de moeders ook training geeft. Lachend voegt hij eraan toe: “En hun dochters!”
Als trainer krijgt hij steeds drukker. Op zaterdag traint hij een groep bij RST, op maandagavond begeleidt hij twee groepen van RST bij hun zaaltraining, op donderdag heeft hij zijn vaste groep bij Laac en tussendoor traint hij zijn voetballertjes en hun moeders. Bij Laac begon hij als trainer samen met Gerrit Telgenhof. “Dat was erg fijn om te doen. Ik vond het dan ook erg jammer dat Gerrit ermee stopte. Gelukkig zie ik hem nog regelmatig.” Op zondagmorgen loopt Nico met een groep Laac’ers, waaronder Gerrit, in Streu. “Mijn vriendin moest daar wel aan wennen, het is erg vroeg. Maar ze is nu een paar keer mee geweest en ze begint het leuk te vinden.”
Hij probeert zijn plezier in het lopen over te brengen op de mensen die hij traint. “De periode in het Roessingh heeft mij gevormd tot de loper en de trainer die ik nu ben. Ik vind het geweldig om mensen te motiveren, om te zien hoe ze steeds meer plezier krijgen in het lopen. Prachtig om van dichtbij mee te maken hoe ze zich ontwikkelen binnen hun eigen mogelijkheden.”
Hij denkt erover om dit jaar weer mee te doen aan de Twente Marathon. Het wordt dan zijn vijfde marathon. Het duurvermogen heeft hij al, hij loopt graag lang en ver. “Het eerste uur heb ik mijn hoofd nog vol met de dagelijkse sores, het tweede uur voel ik me al wat beter, het derde uur word ik steeds rustiger en het vierde uur loop ik alleen maar te genieten.”
Zijn snelste halve marathon liep hij nadat hij de dag ervoor een duurloop had gedaan van drie uur. “Van zo'n duurloop word ik niet moe, dat geeft juist energie.”
Als ik hem vraag naar zijn pr’s, dan moet hij diep nadenken. “Goh, dat weet ik niet precies. Op de halve iets van 1.31, op de vijf net boven de twintig minuten…Ik houd dat allemaal niet bij.” Alleen zijn beste tijd op de marathon weet hij uit het hoofd. Met dank aan het t-shirt.