naar Gerry's homepage

Terug naar index <=> Verder naar volgende

Jan-Albert Lantink - "Het gaat mij om het spelletje"

Op 19 mei van dit jaar werd Jan-Albert Lantink (49) in Apeldoorn Nederlands kampioen op de 24 uur met een afstand van ruim 237 kilometer. Slechts twee Nederlanders liepen ooit verder. Wat bezielt iemand om zo'n afstand te gaan lopen? 'Het gaat mij om het spelletje, dat maakt het ultralopen interessant.'

Het Nederlands kampioenschap kwam voor Jan-Albert niet als een verrassing. De inwoner van het Twentse Borne doet al een aantal jaren aan ultralopen, waarbij hij voorbereiding en voeding steeds verder probeert te perfectioneren. In januari 2006 won hij de sterk bezette 50 kilometer in het Duitse Rodgau in 3:27:23. Een paar maanden later, in april, voldeed hij in Rodenbach (eveneens in Duitsland) met 7:41:26 op de 100 kilometer aan de limiet voor de Nederlandse Ultraselectie. Het leverde hem deelname op aan het WK 100km in Seoel in oktober 2006, waar hij ondanks een scheenbeenblessure net boven de acht uur wist de finishen.

Voor het jaar 2007 heeft Jan-Albert twee hoofddoelen waarvan de eerste, een mooie prestatie op de 24 uur, inmiddels is gehaald. Eind september volgt nummer twee: de Spartathlon in Griekenland. 'Apeldoorn was voor mij een test of ik een dergelijke afstand wel aan zou kunnen. Met name het lopen in de nacht wilde ik een keer ervaren. Het viel me niet mee maar ik weet nu dat ik het aankan. Ik was dan ook nog niet thuis uit Apeldoorn of ik heb me ingeschreven voor de Spartathlon.'

De Spartathlon is een loodzware ultraloop van 246 kilometer van Athene naar Sparta, waarbij na 160 kilometer de 1.000 meter hoge Sangapas gepasseerd moet worden. Het traject is een zo getrouw mogelijke reconstructie van de route die Pheidippides in 490 voor Christus gelopen zou hebben. Al heel wat ultralopers hebben geprobeerd de wedstrijd uit te lopen, maar onderweg blijkt het parcours voor velen te zwaar. Jan-Albert vertelt: 'Het uitvalspercentage bij de Spartathlon is erg hoog. Bij mooi weer valt ongeveer de helft van de lopers uit, maar bij slecht weer, zoals het afgelopen jaar, haalt tweederde de eindstreep niet. En echt, daar zitten heel wat grote namen tussen. Het grootste probleem is nog niet eens de enorme afstand die afgelegd moet worden, maar vooral het grote verschil tussen de hitte overdag en de koude nacht in de bergen. Het lichaam heeft veel moeite om zichzelf op temperatuur te houden met dit soort extreme verschillen, zeker als daarbij de vermoeidheid om de hoek komt kijken.'

Als bedrijfsarts kent Jan-Albert de risico's van dit soort extreme inspanningen maar al te goed. Toch vindt hij het bepaald geen 'gekkenwerk' wat hij doet, ook al wordt hem dat vaak genoeg voor de voeten geworpen. 'Als je er aanleg voor hebt en je traint er ook nog eens hard voor, dan kan een lichaam het echt wel aan. Natuurlijk is het best veel, dat geef ik meteen toe. Ik maak op dit moment trainingsweken van meer dan 200 kilometer en loop regelmatig twee keer per dag. Ik geloof ook niet dat je dit jaar-in-jaar-uit moet doen, dan is het uiteindelijk wel schadelijk voor je lichaam. Maar geldt dat niet voor alle topsport?'

Jan-Albert begon ooit met hardlopen om zijn conditie als bergsporter een beetje op te vijzelen. 'Ik wilde me wat zekerder voelen tijdens het klimmen en wist niet of ik lange tochten wel vol zou kunnen houden.' Dat bleek wel mee te vallen, al binnen een jaar deed hij mee aan de Swiss Alpine Marathon, met 78 kilometer lang voortdurend klimmen en dalen beslist geen eenvoudig loopje te noemen. 'Tot mijn 33e heb ik nooit iets aan hardlopen gedaan. Ik wist volstrekt niets van atletiek. Tijdens mijn studie woonde ik in Amsterdam tegenover een atletiekbaan, maar daar kwam ik alleen in de winter wanneer het een ijsbaan was. Ik had geen idee wat daar allemaal in de zomer gebeurde.'

Jan-Albert is als laatbloeier geen uitzondering in de ultrawereld, veel ultralopers ontdekken pas op latere leeftijd hun talent voor langere afstanden. Ongetwijfeld speelt daarbij een rol dat je voor het afleggen van dergelijke afstanden je krachten goed moet kunnen verdelen, wat een mentale beheersing vraagt die jongere lopers vaak niet op kunnen brengen. Jan-Albert: 'Tijdens wedstrijden en trainingen loop je in een relatief langzaam tempo en daar heb je geduld voor nodig. Veel mensen vergeten dat je met 12 kilometer per uur bij de 24 uur al op wereldrecordtempo loopt.'

Ultralopers hebben nog wel eens de naam einzelgänger te zijn, solistisch en een beetje wereldvreemd. Er moet wel een steekje los zijn om zulke lange afstanden in volstrekte eenzaamheid af te leggen. Jan-Albert moet even lachen. 'Ik had dat idee in het begin ook. Ik dacht dat het ultrawereldje een wereld van geitenwollensokken was, alternatief, een beetje soft. Nou, dat bleek niet te kloppen, en al helemaal niet aan de top. Tijdens mij eerste Ems-Jade Lauf , een loop in Noord-Duitsland van ruim 70 kilometer, liet ik mijn voedingstasje vallen. Denk maar niet dat iemand het voor mij opraapte, terwijl het zo voor hun voeten lag. Welnee, de anderen gingen er juist snel vandoor. Op dat niveau is het pure competitie, niets onderlinge solidariteit. Ik werd er die dag tweede en dat was volledig te danken aan mijn gedegen voorbereiding en mentale instelling, ik heb het helemaal alleen moeten doen.'

En dat is nu precies wat Jan-Albert zo aanspreekt in het ultralopen. 'Het gaat mij als ik loop om het spelletje, dat maakt het ultralopen interessant. Juist bij het ultralopen heb je alle tijd en gelegenheid om de omstandigheden te beïnvloeden. Hoe langer de afstand, hoe beter dat gaat. Je kunt je voorbereiding optimaliseren door van te voren zo goed mogelijk te trainen, voldoende te rusten en op je voeding te letten. En dat geldt ook tijdens de wedstrijd. Ik zorg altijd dat ik een paar vertrouwde begeleiders bij me heb die de tussentijden in de gaten houden en die mij de voeding aanreiken die ik nodig heb, alles volgens een strak schema. Ik wil zo weinig mogelijk aan het toeval overlaten, daar win je immers geen wedstrijden mee.'

Jan-Albert weet zeker dat hij het aan zijn begeleidingsteam te danken heeft dat hij in Apeldoorn Nederlands kampioen werd. Met een start om 14.00 uur 's middags kwam na ruim tien uur gelopen te hebben een enorme dip. 'Ik wilde tussen 12 en 3 uur 's nachts maar één ding, en dat was terug naar Borne!', vertelt hij. 'Maar mijn begeleiders zagen dat ik nog wel verder kon en dwongen me een kop senseo te drinken. En dat hielp.' Om half vier werd de ochtendmens in hem wakker en was hij de dip snel te boven. Hij vervolgt: 'Los van het trainen moet je de mentale component van het ultralopen ook niet onderschatten. Op dode momenten in een wedstrijd wint de geest het altijd van het lichaam. Zo liep ik in Apeldoorn de laatste rondes in een tempo van gemiddeld tussen de 12 en 13 kilometer per uur. Dat is belachelijk natuurlijk. Maar alles viel toen op zijn plek: ik lag op koppositie, de nummer twee kon mij niet mee achterhalen, en daarbij stonden mijn vrouw en kinderen langs de kant. Dat gaf mij zo'n mentale push dat het lopen bijna vanzelf ging.'

Met een volledige baan als bedrijfsarts en een gezin met twee jonge kinderen lijkt er weinig tijd over te blijven om te trainen. 'Dat valt wel mee als je je tijd efficiënt indeelt', verklaart Jan-Albert. 'Ik ben een echt ochtendmens en train altijd 's ochtends vroeg.' Het voor dag en dauw opstaan levert bijzondere ervaringen op. 'Zo vloog er eens een uil met me mee, van paal tot paal. Hij bleef me maar aankijken, alsof hij me iets wilde vertellen.'

Het vroege trainen mag dan voordelen hebben bij wedstrijden die 's nachts plaatsvinden, het is hem ook wel eens opgebroken. 'Dit jaar wilde ik in Rotterdam een mooie tijd neerzetten. Ik had alleen maar getraind in de koele ochtenduren en in Rotterdam was het een warme dag. Oké, ik heb hem uitgelopen, maar het was loodzwaar en ik heb het verschrikkelijk zwaar gehad. Achteraf was ik behoorlijk kwaad op mezelf, want het was natuurlijk een klassieke beginnersfout. Het was een wijze les: zorg altijd dat je goed geacclimatiseerd aan de start staat, anders loop je onnodig veel risico in een wedstrijd en kun je een goed resultaat wel vergeten.'

Als hij op 29 september meedoet aan de loodzware Spartathlon, moet alles op zijn plek vallen: voorbereiding, planning, voeding en begeleiding. Het begeleidingsteam werd onlangs uitgebreid met een nieuw lid: zijn 11-jarige dochter Emilia. Lachend vertelt Jan-Albert: 'Ze is inmiddels mijn strengste coach geworden en ziet nauwgezet toe dat ik me aan mijn schema houd. Als ik minder doe dan de bedoeling was, begint ze meteen te mopperen. En ik mag niet denken aan opgeven, want "Als je over uitstappen praat, dan stap je ook uit, papa!" zegt ze. En gelijk heeft ze!'

[ Gepubliceerd in De Hardloper, juni 2007 ]


This page is linked to www.ultralopersborne.nl