naar Jan-Alberts homepage

"De Spartathlon is een groot avontuur"


Achteraf kan Jan-Albert er wel om grinniken. "Daar stonden we dan, op het vliegveld, met ruim 20 kilo overgewicht. Dat ging ons maar liefst 20 euro per kilo kosten. En we dachten nog wel goedkoop te vliegen met Czech Airlines, via Praag."

Het is een logisch gevolg van de aanpak van Jan-Albert, die bij zijn derde Spartathlon zo weinig mogelijk aan het toeval wil overlaten. "Ik wilde dit keer geen concessies doen, dat past niet bij een professionele aanpak. Dus ja, er moesten nogal wat spullen mee."

Juist op dat moment komt er een sms'je binnen. Scott Jurek, drievoudig winnaar van de Spartathlon, doet niet mee dit jaar. 'Sometimes you need to trust your gut and draw on past experiences. I have decided not to run the 153 mile Spartathlon in Greece that starts on Friday. Trying to fit in a race like Spartathlon on late notice doesn't feel right. Going to save it for another day. Sending my best to all those running to Sparta. Run like Phidippides!', zo is te lezen op de Facebook-pagina van Scott.

"Het maakte de wedstrijd opeens een stuk interessanter. Er zouden nu veel meer lopers in dezelfde bandbreedte lopen als ik." De stemming slaat onmiddellijk om en zelfs de urenlange vertraging door hardnekkige mist, waardoor ze pas om half vier 's nachts in Athene aankomen, kan daar geen verandering in brengen.

"We hebben het ook dit keer aangepakt als een echt ultrateam en bovendien veel geleerd van vorig jaar, toen ik vijfde werd", vertelt Jan-Albert. Het is een week nadat hij - in de snelste Nederlandse tijd ooit - tweede werd op de Spartathlon, de ultieme ultraloop van 246 kilometer van Athene naar Sparta. Hij is moe, het lichaam is nog lang niet hersteld. Maar hij kijkt tevreden terug op zijn prestatie, die, zo wil hij benadrukken, vooral een teamprestatie was.

Met 'wij' bedoelt hij dan ook trainer en coach Gerrit van Rotterdam, loopvriend Marcel Nijhof en dochter Emilia van veertien, die alle drie meereisden naar Griekenland ter ondersteuning voor, tijdens en na de wedstrijd. Maar ook vriend Pieter Berlijn, die veel van het voorbereidende denk- en rekenwerk heeft gedaan.

"In januari ben ik al begonnen om te trainen op een schema van Gerrit. Tot mei ging het vooral om snelheid, daarna draaide alles om duurvermogen en kracht. En dat deed ik vooral door een paar keer in de week naar Duitsland te gaan, voor heuveltraining." De laatste weken vielen hem wel zwaar. "Een voortdurende opbouw van kilometers met een korte herstelfase. Ik liep toen echt op mijn tenen qua belasting." Met een weekomvang die wekenlang boven de tweehonderd kilometer zat, met uitschieters naar 270, is dat ook geen wonder. "Ja, dat was best heftig, maar het moest. Al die lange duurlopen, de zware tempotrainingen en de heuveltrainingen moesten allemaal naar het uiteindelijke doel leiden: de Spartathlon zo goed mogelijk uitlopen."

Op de donderdag voor de wedstrijd wordt gezamenlijk de Sangaspas verkend. "Ik wilde ze laten zien hoe de pas er bij daglicht uitziet. Want wanneer je er in de wedstrijd overheen loopt, is het stikdonker." De Sangaspas is een gevreesde scherprechter tijdens de Spartathlon. Er is nauwelijks een pad, maar wel een steile helling met een loodzware afdaling. "Ik heb het dit keer anders benaderd. Ik vind de aanloop naar de Sangaspas veel meer bepalend dan de pas zelf. Ik heb de Sangaspas dan ook gebruikt om te herstellen". Dat laatste klinkt, na alle verhalen over de gruwelen van de pas, nogal merkwaardig. Maar Jan-Albert kan het uitleggen: "Kijk, je kunt in die pas net zoveel energie stoppen als je wilt. En dan kan je helemaal kapot gaan. Maar je kunt ook, en dat heb ik gedaan, in de aanloop naar de pas versnellen, en vervolgens op de pas zelf iets rustiger aan doen. Dat laatste werkte voor mij uitstekend."

De rest van de donderdag wordt gebruikt voor alle overige voorbereidingen. En dat was best hard werken voor het team. Lachend vertelt Jan-Albert dat er maar liefst 90 bidons gevuld moesten worden. "Dat hebben we op het dak van het hotel gedaan. Het moet een komisch gezicht zijn geweest." De sfeer is goed, maar de doelstelling is ambitieus. "We hadden maar voor 25 uur spullen bij ons. Want langer wilde ik er echt niet over doen!"

Het zelfvertrouwen krijgt een kleine deuk - en alle inspanningen waren bijna voor niets geweest - wanneer blijkt dat ze bijna te laat zijn om de bidons af te geven. "Ja, dat was mijn fout, echt heel stom. Maar gelukkig ging het nog net goed."

De avond voor de Spartathlon duikt Jan-Albert al vroeg zijn bed in. Dat doet hij thuis ook vaak, dus is dat niet zo moeilijk. "Ik ben een heel slechte slaper, en word 's nachts vaak wakker. En dus nu ook. Om half vier heb ik nog bananen gegeten, dat was mijn ontbijt. Zo kon ik tot half zes in bed blijven liggen. Ons hotel hadden we uitgekozen vanwege de gunstige ligging bij de metro. Om zes uur de metro in, en om half zeven waren we bij de start. Dat ging allemaal heel relaxed, we hadden immers tijd genoeg."

Om zeven uur gaan de lopers van start op de historische grond van de Akropolis. "De eerste 80 kilometer heb ik puur op hartslagfrequentie en snelheid gelopen. Na 80 kilometer is lopen op de hartfrequentie niet meer verstandig, dan wordt je hartslag door allerlei factoren onbetrouwbaar."

De eerste 80 kilometer zijn vaak essentieel voor het wedstrijdverloop. "Weet je, de eerste vier die bij de 80 kilometer aankomen, zijn meestal ook de eerste vier die bij de finish aankomen. Het is daar tussenin eigenlijk alleen maar een beetje stuivertje wisselen."

De rolverdeling in het team-Lantink is vanaf het begin helder: Marcel en Emilia zorgen voor de noodzakelijk verkoeling, onder meer door een ijssjaal (een sjaal gevuld met ijsblokjes). Het was daarbij heel prettig dat Emilia vloeiend Engels spreekt en dus makkelijk kon communiceren met de officials. Gerrit houdt het wedstrijdverloop in de gaten en regelt de aanvoer van bidons. "Ik heb mijn winst dit jaar gehaald uit drie zaken: een goed team, voldoende koeling en goed gedoseerde voeding. Om mijn energieniveau op peil te houden zorgden we voor een continue aanvoer van koolhydraten."

Maar er is aan meer gedacht. Zo heeft Jan-Albert zijn startnummer in koeienletters op zijn shirt laten drukken. "Dat hadden we gedaan om herkenbaar te zijn bij de verzorgingsposten. Al van kilometers afstand konden de vrijwilligers zien dat ik eraan kwam en alvast mijn spullen pakken. Ja, soms werd ik wel eens moe van mijzelf in het streven naar een zo goed mogelijk aanpak."

En grinnikend: "Pieters zus heeft een Griekse vriend. Hij had voor ons briefjes gemaakt, in het Grieks, waarop bijvoorbeeld stond 'Wilt u mijn spullen aan het begin van de post leggen?' Dat werkte perfect!"

Na 90 kilometer komt de Italiaan Cudin voorbij. "Hij liep met een enorm tempo, hij denderde echt over mij heen. Dat kon twee dingen betekenen: of hij zou ergens compleet instorten, of hij was heel erg goed. Ik had geen idee en heb me er verder ook niet druk om gemaakt. Je loopt allemaal je eigen race."

Bij Lyrkia, op 149 kilometer, valt langzaam de duisternis in. De beruchte Sangaspas wacht enkele kilometers verder. "Ik had op mijn hoofd een enorme lamp, eentje uit de bergsport. De 'Black Diamond' wordt hij genoemd. Hij reikt meer dan 90 meter ver, je zet er een complete straat mee in het licht. Ik heb er nog eentje, die heeft ook een achterlicht. Maar die had ik thuisgelaten, want het is dan misschien wel veiliger, maar je loopt ook het risico dat iemand anders achter je aan gaat lopen met het rode lampje als richtingaanwijzer."

Wordt de Sangaspas met relatief gemak genomen, het duurt niet lang voordat er uit onverwachte hoek een aanval komt op een goede klassering. "Bij de landerijen vlak voor Tegea waren nogal wat loslopende honden. Een exemplaar was echt groot, en ook nog eens vals. Ik heb 'm eerst met mijn lamp recht in de ogen geschenen en, toen dat niet werkte, heel hard gebruld. Het moet tot in Italië te horen zijn geweest! Maar het hielp wel, uiteindelijk ging hij ervan door. En ik ook, dus bijkomend voordeel was dat mijn tempo voor even aanzienlijk omhoog ging." De adrenaline blijft nog even doorstromen. "Tegen de eerste de beste official die ik daarna tegenkwam, heb ik geroepen: 'Shoot the dog!'"

In Tegea valt vlak voor zijn ogen een jongetje van een jaar of drie van zijn fiets. "Ja, wat doe je dan, dan zet je zo'n jochie weer op de fiets natuurlijk. Nou, dat had ik niet moeten doen, het hele dorp explodeerde zowat. Bij de verzorgingspost moest ik op de foto met opa en oma en kreeg ik van omstanders kruidentakjes in mijn shirt gestopt. Echt, Bartlehiem was er niets bij."

Toch trekt het zware parcours ook een wissel op Jan-Albert. "Om op te vallen hadden we al onze spullen in oranje zakken gestopt. Op een gegeven moment was ik zo moe dat ik niet meer wist hoe zo'n ding heette waar mijn spullen in zaten. 'Orange' wist ik nog wel, maar het woord 'bag', daar kon ik niet meer opkomen. Dus riep ik alleen maar 'Orange! Orange!' En dus kreeg ik van die brave mensen in plaats van mijn tas iedere keer sinaasappelsap aangereikt."

De tactiek tijdens de hele wedstrijd is om de 'dalen niet te diep, en de pieken niet te hoog' te laten worden. Met andere woorden: om een zo gelijkmatig mogelijke race te lopen. "Bij een wedstrijd zoals de Spartathlon is dat veel moeilijker dan bij een 24 uur over een vlak parcours." En dan heeft hij ook nog eens te maken met de Italiaan Cudin, die hem al in het begin voorbij is gelopen, maar met wie de afstand op een gegeven moment steeds kleiner wordt. "Ik weet nog steeds niet of ik nou harder ging lopen, of hij langzamer. Maar op een gegeven moment was de afstand maar 1,5 minuut. Toen werd de aanval pas gericht ingezet. Ik pakte hem op een heuvel en ben toen achter hem blijven lopen, maar heb wel lopen duwen met zo'n 12 tot 13 kilometer per uur. Maar hij was misschien wat minder goed in stijgen, maar wel erg goed in dalen. En op een gegeven moment ging hij ervan door. Ik realiseerde me al snel dat ik geen keuze had: het was of doorlopen in mijn eigen tempo en tweede worden, of sneller gaan lopen met een heel groot risico om uit te vallen. De Italiaan was gewoon te sterk."

Op het laatste stuk, vlak voor Sparta, gaat het nog bijna mis. "De nummer één kreeg politiebegeleiding, maar ik moest het alleen uitzoeken. De gewone weg, die ik nog kende van vorig jaar, was afgezet en ik ging twijfelen. Ik heb 'm nog aardig geknepen daar, want stel dat je de weg kwijt raakt terwijl je er bijna bent. Maar gelukkig ging het goed. Ik ben nog wel ergens uit pure vermoeidheid in een greppel gestapt maar daar bleef het gelukkig bij."

En dan komt de finish. In het stikdonker. "Marcel had voorspeld dat ik in het donker zou finishen, maar ik geloofde hem niet. Ik had ook geen idee van mijn tijd, dat kwam allemaal later pas."

Met een eindtijd van 23:31:22 blijft hij royaal binnen de magische grens van 24 uur. Ook is het de beste Nederlandse tijd ooit gelopen in de Spartathlon. "Ik had totaal niet verwacht dat het zou lukken om binnen de 24 uur te finishen. Gerrit dacht dat een tijd haalbaar zou zijn tussen de 24:20 en 25 uur. Mijn trainingsprogramma in Excel heeft het hele jaar de naam gehad 'Athene-Sparta binnen 24 uur'. Elke keer als ik het opstartte kwam dat in beeld."

"Natuurlijk heb ik vlak na de finish overmoedig geroepen dat het allemaal prima met mij ging, dat ik geen hulp nodig had. Prompt ging ik even later onderuit." Twee kordate vrouwelijke Griekse artsen nemen hem bij de arm en voeren hem af. "Ach ja, dat hoort er allemaal bij."

Op zaterdag wordt de Spartathlon traditioneel afgesloten met een gala-avond. "Dat was toch nog wel even emotioneel. Ik heb de microfoon gepakt en aan de voorzitter van de Spartathlon, de heer Tsiakiris, een exemplaar uitgereikt van het net verschenen boek van Ron Teunisse 'De koerier die nergens bij hoort.' Ron, die twee keer tweede werd op de Spartathlon, had er voor hem een persoonlijk voorwoord ingeschreven. Ik heb ondermeer gezegd dat Ron een voorbeeld is voor vele ultralopers. Ik heb zelf in de nachten voor de Spartathlon vaak in zijn boek gelezen, het lag naast mijn bed."

Ook voor Jan-Albert is het lopen van een ultrawedstrijd veel meer dan alleen maar starten en zo snel mogelijk proberen de finish bereiken. "Ik ben niet zo goed in het lopen van een 24-uurswedstrijd. De Spartathlon, waar van alles gebeurt onderweg, is één groot avontuur. Ooit liep Pheidippides al die eindeloze kilometers om in Sparta hulp te halen voor de Atheners in hun strijd tegen de Perzen. Ron beschrijft dat heel mooi in zijn boek. Hij liep niet voor eigen eer of voor eigen tijd, maar uit bittere noodzaak. En dat te beseffen, maakt het lopen van de Spartathlon zo bijzonder."

Gerry Visser


Dit artikel is oorspronkelijk geschreven voor www.dehardloopkrant.nl

This page is linked to the home page of Gerry Visser