naar Gerry's homepage |
Als ik 's ochtends vroeg mijn spullen inpak, schijnt de zon uitbundig. Voor de zekerheid pak ik mijn jasje in, het is winter, het kan nog van alles worden. Ik verheug me op het lopen. De Boscross is een prachtige wedstrijd door de bossen rond Diever. Vier rondes van ruim tien kilometer, alles onverhard.
Op weg naar Diever begint de lucht te betrekken, het wordt grijs. In het Dingspilhuus, het dorpshuis waar de inschrijving is, zitten de lopers aan de koffie. Er wordt bijgepraat en hoofdschuddend naar buiten gekeken. Het zou wel eens zwaar kunnen worden vandaag.
Vlak na de start vallen de eerste druppels al. Druppels worden pijpestelen. Zandpaden worden modderpoelen en heuveltjes veranderen in glijbanen. Ik probeer goed uit te kijken waar ik mijn voeten neerzet, maar ik moet ook overhangende takken vermijden en ik wil de anderen niet in de weg lopen. Vlak voor me glijdt een loper uit, hij ligt languit in de modder. Hij krabbelt overeind, roept: 'Alles nog heel!' en gaat verder. De regen gaat over in hagel. Je wordt er minder nat van, maar het is koud. En de heuveltjes worden nu echt spekglad. Ik grijp me aan boomtakken vast wanneer ik omlaag glijd en probeer zoveel mogelijk aan de kant te lopen.
Voor me zie ik Thijm, herkenbaar aan zijn opvallende paarse jasje. Hij is aan het wandelen, dat is niets voor hem. Ik haal hem in en vraag of het gaat. 'Heb je misschien een spiegeltje bij je?' is zijn wedervraag. Nou heb ik gewoonlijk al nooit een spiegeltje op zak, laat staan tijdens een marathon. Het blijkt dat hij zijn lens kwijt is, en die kan ergens tussen de bladeren liggen maar ook verdwaald in zijn oog zitten. Ik trek mijn handschoenen uit en pak een ooglid vast. Ik zie niets. 'Het is een klein blauw lensje', zegt Thijm en dan zie ik in het oogwit een blauw vlekje zitten. Ik leg mijn vingertop erop en schuif de lens op zijn plek. 'Ah, ik zie weer wat!' roept Thijm opgelucht. We lopen even samen op, praten bij, en zoeken dan ons eigen tempo weer op.
Ik haal Frouwkje in, ze loopt meestal ongeveer mijn tempo. Ze is twee jaar geleden gescheiden van haar man, en is sinds een week weer helemaal verliefd. Op een vrouw. Ze vertelt me hoe verrassend het is, en wat de reacties van haar omgeving waren. Ze raakt er niet over uitgepraat en ik laat met plezier mijn tempo wat zakken. We lopen het tweede rondje samen op. 'Weet je dat ze aan het trainen is voor New York? En als zij dat wil, dan ga ik mee. Ik laat haar niet alleen gaan!' Ik knik begrijpend, ik geef haar groot gelijk.
Het contrast met New York kan vandaag niet groter zijn. Ik ben er nog nooit geweest, ook al is het mijn 83e marathon. Ik houd van dit soort kleinschalige marathons. Ik loop veel liever in de natuur dan in een grote stad. Ik houd niet van mensenmassa's, van al dat lawaai, die drukte. Ik houd van de stilte van het bos, ik houd van de aanblik van een dromerig dorpje op zondagochtend, en niets anders te horen dan geluid van mijn voetstappen en ademhaling. Zo nu en dan loop ik wel eens een stadsmarathon: Amsterdam, Rotterdam, Kopenhagen, en twee maanden geleden zelfs Berlijn. Ik had veel positiefs over Berlijn gehoord, het moest een fantastische marathon zijn. Maar wat viel dat tegen. Oké, de omstandigheden zaten niet mee: mijn relatie zat in een dip, ik voelde me niet gelukkig, en twee weken ervoor had ik een honderd kilometer gelopen. Mijn benen waren nog niet hersteld, en mijn tenen al helemaal niet. Elke stap deed pijn en dan is 42 kilometer erg ver. Ik herinner me vooral enorm veel mensen, erg veel herrie en eindeloos asfalt. Eenmaal over de finish liet ik me doodmoe, alleen en verdrietig op de stoep zakken. Snel vergeten deze marathon, wat tijd nemen om te herstellen en op naar de volgende, liefst in een mooie en rustige omgeving. En dan mag het best een beetje zwaar zijn, dat maakt het alleen maar leuker.
Al zit er verschil tussen zwaar en zwaar. Een tijdje geleden liep ik in Duitsland een winterse marathon in een bergachtig gebied. Het parcours bestond uit vijf rondes van ruim acht kilometer. De dag ervoor had het gesneeuwd en de bospaden waren bedekt met een dikke laag sneeuw. Tenminste, de eerste ronde. Daarna veranderde de sneeuw in ijs en het parcours werd een glijbaan. De verstandige lopers hielden het na één ronde voor gezien. De minder verstandige, zoals ik, gingen door. Ik had geluk en bereikte uiteindelijk de finish met alleen wat blauwe plekken. Sommige andere deelnemers kwamen er minder goed vanaf. Na afloop zaten degenen die waren doorgelopen in de kleedkamer hoofdschuddend bij te komen. Het was eigenlijk onverantwoord geweest. Maar we gingen door, het verstand op nul en de blik op oneindig. En eerlijk gezegd hadden we enorm genoten onderweg.
Tijdens het derde Dieverse rondje begint het te onweren. Dat is niet fijn, want dat kan een reden zijn om de wedstrijd stop te zetten. En ik wil helemaal niet stoppen, ik ben deze wedstrijd begonnen om hem af te maken. Gelukkig blijft het bij een paar donderslagen en een fikse regenbui. De mensen bij de verzorgingsposten reiken stampvoetend de thee aan. Niets is meer warm, ook de thee is koud. Bij dit soort marathons hebben de vrijwilligers het vaak zwaarder dan de lopers.
Bij een drankpost raak ik Frouwkje kwijt en ik loop een poosje op met Ben, een pezige loper van halverwege de vijftig. We hebben het over lopen en relaties. Ik kom hem vaak tegen, hij loopt vrijwel elk weekend een wedstrijd. Maar zijn vrouw zag je nooit. En hij zag zijn vrouw nooit. Doordeweeks was het hard werken en in het weekend hard lopen. En tussendoor vaak ook nog eens hard trainen. Ben vertelt dat hij na elke wedstrijd bang was dat hij zijn spullen op straat zou vinden en het huis potdicht. 'Ach', zei hij, 'op zich niet erg, als mijn loopspullen er dan maar bij zaten'. Het huwelijk is inmiddels, begrijpelijk, verleden tijd. Hij vertelt blij dat hij een nieuwe vriendin heeft gevonden. En dit keer is hij verstandiger: ze loopt ook.
Bij de laatste doorkomst is het even droog, maar inmiddels is alles aan mij nat en koud geworden: mijn loopkleren, ondergoed, sokken en schoenen. Mijn handen zijn gevoelloos, evenals mijn tenen. Ik laat Ben gaan, ik ben te moe en te koud om nog te praten. Ik heb alle energie nodig om de marathon uit te lopen.
Bij de finish voel ik niet veel meer. Ik krijg bloemen want ik ben eerste dame geworden. Logisch, de rest zit lekker thuis of is eerder gestopt en zit al aan de warme chocolademelk in het Dingspilhuus.
De volgende dag zit ik bij de kapper en ik vertel hem over de moddercross, de kou, de nattigheid. Ik zeg dat ik me vaak afvraag waarom ik zulke dingen doe, dat er wel een steekje los moet zijn aan mij. De kapper haalt zijn schouders op, hij hoort wel schokkender dingen in de kapsalon. 'Je vindt het toch leuk om te doen, dat lopen?', vraagt hij. En als ik bevestigend knik, haalt hij zijn schouders op en zet hij de föhn aan.
Weer thuis gekomen plan ik de volgende wedstrijd. Een zes-uursloop op de baan. Zes uur lang rondjes lopen van vierhonderd meter. Ik zal me vast en zeker halverwege afvragen waar ik mee bezig ben. Maar ik weet dat de kapper gelijk heeft. Ik weet niet beter en ik wil niet anders. Ik vind het veel te leuk.